De ideologische dimensie van de oorlog tegen Rusland

De ideologische dimensie van de oorlog tegen Rusland

Een analyse vanuit het perspectief van de Vierde Politieke Theorie

De komende oorlog als concept

Op dit eigenste moment is de oorlog tegen Rusland het onderwerp dat het meest over de tongen gaat in het Westen. Voorlopig gaat het nog slechts om een suggestie en een mogelijkheid, maar het kan harde realiteit worden, afhankelijk van de beslissingen die worden genomen door alle betrokkenen in het Oekraïense conflict – Moskou, Washington, Kiëv, en Brussel.

Ik ga het hier niet hebben over alle aspecten en de historische achtergrond van dit conflict. Ik stel evenwel voor de diepe ideologische wortels van dit conflict hier te analyseren. Mijn concept van de meest relevante gebeurtenissen is gebaseerd op de Vierde Politiek Theorie, wier principes ik uit de doeken heb gedaan in mijn gelijknamig boek, dat in 2012 in het Engels werd uitgegeven door Arktos Media.

Daarom zal ik het niet hebben over de oorlog van het Westen tegen Rusland op het vlak van de risico’s, gevaren, inhoudelijke punten, kosten of gevolgen, maar eerder in de ideologische zin van het woord, gezien vanuit een globale invalshoek. Ik zal derhalve stilstaan bij de zin van een dergelijke oorlog, en niet bij de oorlog zelf (die zowel werkelijk als virtueel kan zijn).

De essentie van het liberalisme

In het moderne Westen is er slechts één heersende, dominante ideologie – het liberalisme. Deze ideologie manifesteert zich in vele schaduwen, versies en vormen, maar de essentie blijft steeds dezelfde. Het liberalisme heeft een innerlijke, fundamentele structuur die axiomatische principes volgt:

▪ antropologisch individualisme (het individu als maatstaf van alle dingen);

▪ geloof in vooruitgang (de wereld is op weg naar een betere toekomst, en het verleden is steeds slechter dan het heden);

▪ technocratie (technische ontwikkeling en de uitvoering ervan worden gezien als de belangrijkste criteria voor het beoordelen van het wezen van een samenleving);

▪ eurocentrisme (Euro-Amerikaanse samenlevingen worden gezien als maatstaf voor de rest van de mensheid);

▪ economie als lotsbestemming (de vrijemarkteconomie is het enige normatieve economische systeem – alle overblijvende systemen moeten worden hervormd of vernietigd);

▪ democratie is de heerschappij van minderheden (die zich verdedigen tegen de meerderheid, die steeds geneigd is om te vervallen in totalitarisme of “populisme”);

▪ de middenklasse is de enige reëel bestaande sociale actor en universele norm (ongeacht het feit of een individu deze status reeds bereikt heeft of op weg is om zelf tot de middenklasse te gaan behoren, waarbij het individu op dat moment enkel would-be middenklasse is);

one-world globalism (alle mensen zijn in essentie gelijk, met slechts één onderscheid, met name dat van hun individuele aard – de wereld moet worden eengemaakt op basis van het individu en van het kosmopolitisme; met andere woorden: wereldburgerschap).

Dit zijn de basiswaarden van het liberalisme, en zij zijn een manifestatie van één van de drie tendensen die hun oorsprong vinden in de Verlichting, naast communisme en fascisme, die een andere interpretatie van de geest van de moderniteit voorstelden. In de loop van de twintigste eeuw versloeg het liberalisme zijn concurrenten, en sinds 1991 is het de enige dominantie ideologie in de wereld geworden.

De enige vrije keuze in het rijk van het globale liberalisme is die tussen rechtsliberalisme, linksliberalisme of radicaal liberalisme, met inbegrip van extreemrechts liberalisme, extreemlinks liberalisme en extreem-radicaal liberalisme. Als gevolg hiervan werd het liberalisme ingevoerd als het operationele systeem van de Westerse beschaving en van alle andere samenlevingen die onder Westerse invloed vallen. Het is uitgegroeid tot de collectieve benaming voor elk politiek-correct discours, en tot hét criterium om te bepalen wie door de mainstreampolitiek wordt aanvaard en wie wordt gemarginaliseerd. De conventionele wijsheid is zelf liberaal geworden.

Op geopolitiek vlak werd het liberalisme ingeschreven in het Amerika-centrische model waarin de Angelsaksen de etnische kern vormden, leunend op het Euro-Amerikaanse partnerschap, de NAVO, die het strategische hart van het globale veiligheidssysteem vormt. Globale veiligheid werd gaandeweg gepercipieerd als een synoniem voor de veiligheid van het Westen, en in laatste instantie voor de veiligheid van Amerika. Het liberalisme is dus niet enkel een ideologische, maar ook een politieke, militaire en strategische kracht. De wortels van de NAVO zijn door en door liberaal. De organisatie verdedigt liberale samenlevingen en ze vecht om het liberalisme uit te voeren naar nieuwe gebieden.

Liberalisme als nihilisme

Eén aspect van de liberale ideologie ligt echter aan de basis van een ware crisis: liberalisme is in essentie fundamenteel nihilistisch. De waardenset die door het liberalisme wordt verdedigd is in wezen gelinkt aan zijn hoofdprogrammapunt: het primaat van de vrijheid. Maar vrijheid in de liberale visie is fundamenteel een negatieve categorie: het liberalisme heeft de ambitie om vrij te zijn van (zoals bij John Stuart Mill), en niet vrij zijn om iets te doen. Het is niet secundair; het is de kern zelf van het probleem.

Het liberalisme voert strijd tegen alle vormen van collectieve identiteit, en tegen alle vormen van waarden, projecten, strategieën, doeleinden, methoden, enzovoort, die collectivistisch, of toch op zijn minst niet-individualistisch zijn. Dat is de reden waarom één van de belangrijkste theoretici van het liberalisme, Karl Popper (in navolging van Friedrich von Hayek), in zijn bekende boek The Open Society and Its Enemies schreef dat liberalen tegen elke vorm van ideologie of politieke filosofie (gaande van Plato en Aristoteles tot Marx en Hegel) moeten ageren, die stelt dat de menselijke samenleving een gemeenschappelijk doel, een gemeenschappelijke waarde of een gemeenschappelijke betekenis moet hebben. (Het dient gezegd dat George Soros dit werk beschouwt als zijn persoonlijke bijbel.) Elke doelstelling, elke waarde, en elke betekenis mag in de liberale, of open, samenleving enkel en alleen gebaseerd zijn op het individu. Zo worden de vijanden van de open samenleving, die gelijk staat aan de Westerse samenleving sinds 1991 en die de norm voor de rest van de wereld is geworden, tastbaar. Eerst en vooral zijn haar vijanden het communisme en het fascisme, beide ideologieën die ontstaan zijn uit hetzelfde Verlichtingsdenken, en die niet-individualistische basisconcepten huldigen – de klasse in het marxisme, het ras in het nationaalsocialisme en de nationale staat in het fascisme. Daaruit blijkt duidelijk dat de oorsprong van het conflict van het liberalisme met de bestaande alternatieve varianten van de moderniteit, het fascisme of het communisme. Liberalen beweren de samenleving te bevrijden van fascisme en communisme, of van de twee belangrijkste verschijningsvormen van een expliciet niet-individualistisch modern totalitarisme. De strijd van het liberalisme als onderdeel van het proces om niet-liberale samenlevingen te elimineren, is heel betekenisvol: het haalt zijn betekenis uit het bestaan zelf van ideologieën die het individu niet als hoogste waarde van de samenleving beschouwen. Het is vrij duidelijk waartussen deze strijd gaat: tussen bevrijding en het tegengestelde ervan. Maar het feit dat vrijheid volgens de liberalen een in essentie negatieve categorie is, wordt hier niet helemaal duidelijk. De vijand is aanwezig en tastbaar. Dat feit zelf geeft liberalisme zijn stevige inhoud. Er bestaat iets anders dan de open samenleving en het bestaan zelf ervan vormt de rechtvaardiging van het bevrijdingsproces.

De unipolaire periode: implosiegevaar

In 1991, toen de Sovjetunie, zijnde de laatste tegenstander van het Westerse liberalisme, de handdoek in de ring moest werpen, werd door sommige westerlingen, zoals Francis Fukuyama, het einde van de geschiedenis uitgeroepen. Dit was een eerder logische redenering: aangezien er niet langer gesproken kon worden van een expliciete tegenstander van de open samenleving was er dus ook geen sprake meer van geschiedenis, zoals deze had plaatsgevonden tijdens de moderne tijd, die gedefinieerd werd door de strijd tussen drie politieke ideologieën (liberalisme, communisme en fascisme) om de erfenis van de Verlichting. Dat was, in strategische termen, het tijdstip waarop het “unipolaire momentum” (Charles Krauthammer) werd gerealiseerd. De periode tussen 1991 en 2014, met in het midden ervan de aanval van Bin Laden op het World Trade Center, was de periode van de globale dominantie van het liberalisme. De axioma’s van het liberalisme werden aanvaard door de belangrijkste geopolitieke actoren, met inbegrip van China (in economische zin) en Rusland (op vlak van ideologie, economie en politiek systeem). Er waren liberalen en would-be liberalen, nog-geen-liberalen, nog-niet-genoeg-liberalen, enzovoort. Er waren slechts weinig echte en expliciete uitzonderingen (zoals Iran en Noord-Korea). Zo werd de wereld axiomatisch liberaal qua ideologie.

Dit werd het belangrijkste moment in de geschiedenis van het liberalisme. Het heeft zijn tegenstanders verslagen, maar tegelijkertijd heeft het hen verloren. Liberalisme is in essentie de bevrijding van en de strijd tegen alles wat niet liberaal is (op dit moment of wat het potentieel in zich bergt om zo te worden). Het liberalisme kreeg zijn ware betekenis en zijn inhoud van zijn vijanden. Wanneer de keuze wordt voorgesteld als een keuze tussen onvrijheid (vertegenwoordigd door totalitaire samenlevingen) of vrijheid, kiezen velen voor vrijheid, zonder haar te begrijpen als vrijheid voor iets, of vrijheid om iets te doen, … . Zolang er een niet-liberale samenleving bestaat, is het liberalisme positief. Het neemt pas zijn negatieve vorm aan na de overwinning.

Na de overwinning van 1991 evolueerde het liberalisme naar zijn implosieve fase. Na de overwinning op het communisme en het fascisme stond het helemaal alleen, zonder vijanden om te bevechten. Dat was ook het moment waarop interne conflicten de kop op staken, wanneer liberale samenlevingen begonnen zichzelf te proberen zuiveren van de laatste overgebleven niet-liberale elementen: seksisme, politieke incorrectheid, ongelijkheid tussen man en vrouw, alle overblijfselen van de niet-individualistische dimensies van instellingen, zoals de Staat en de Kerk, enzovoort. Het liberalisme heeft altijd een vijand nodig om van te bevrijden. Zoniet, verliest het zijn bestaansreden, en wordt zijn impliciet nihilisme té saillant. De absolute triomf van het liberalisme is zijn eigen dood.

Dat is de ideologische betekenis van de financiële crisissen van 2000 en 2008. De successen, en niet het falen van de nieuwe, volledig winstgerichte economie (van het turbokapitalisme, in de woorden van Edward Luttwak) zijn verantwoordelijk voor haar instorting.

De vrijheid om eender wat te doen wat men wil, maar dan beperkt tot de individuele schaal, leidt tot een implosie van de persoonlijkheid. De mens maakt de overgang naar het domein van het  submenselijke en subindividuele. En daar stoot hij op de virtualiteit als droom van het subindividuele, het vrij-zijn van alles. Dit komt neer op de evaporatie van de mens en leidt tot het Rijk der leegte als laatste woord in de totale overwinning van het liberalisme. Het postmodernisme effent het terrein voor die posthistorische, zelf-referentiële recyclage van de betekenisloosheid.

Het Westen heeft nood aan een vijand

U kan zich afvragen wat dit allemaal te maken heft met de (vermoedelijke) aanstaande oorlog met Rusland? Ik zal deze vraag nu beantwoorden.

Het liberalisme heeft verder momentum kunnen winnen op wereldschaal. Sinds 1991 was het een feit waaraan niet te ontsnappen viel. En is de implosie begonnen. Het is aangekomen bij zijn eindpunt en begint nu zichzelf om zeep te brengen. Massamigratie, de botsing van culturen en beschavingen, de financiële crisis, het terrorisme en de opmars van etnisch nationalisme zijn allemaal indicatoren van de komende chaos. Deze chaos vormt een bedreiging voor de gevestigde orde: elke vorm van orde, ook de liberale orde zelf. Hoe meer het liberalisme in zijn opzet slaagt, des te sneller het zijn einde en het einde van deze wereld  tegemoet gaat. Het gaat hier om de nihilistische essentie van de liberale filosofie, met de leegte als innerlijk (me)ontologisch principe van de vrijheid-van. De Duitse antropoloog Arnold Gehlen heeft de mens correct omschreven als een “behoeftig wezen” of Mangelwesen. De mens op zichzelf is niets. Alles wat zijn identiteit uitmaakt haalt hij uit de samenleving, de geschiedenis, het volk en de politiek. Als hij dus herleid wordt tot zijn zuivere kern herkent hij niets meer. De afgrond is verborgen achter het gefragmenteerde wrakhout van gevoelens, vage gedachten en schimmige verlangens. De virtualiteit van submenselijke emoties is een dunne sluier: daarachter wacht de duisternis. De expliciete blootlegging van de nihilistische basis van de menselijke aard is dus de laatste prestatie van het liberalisme. Maar dat betekent tegelijkertijd het einde, ook voor diegenen die het liberalisme gebruiken voor hun eigen bedoelingen en die baat hebben bij de liberale expansie; met andere woorden, de meesters van de globalisering. Elke orde stort in bij dat soort noodtoestand van het nihilisme: ook de liberale orde.

Om de heerschappij van deze liberale elite te redden moeten ze in zekere zin een stap terug zetten. Het liberalisme kan zijn bestaansreden enkel terugwinnen, indien het geconfronteerd wordt met een niet-liberale samenleving. Deze stap terug is de enige manier om wat rest aan orde te redden, en het liberalisme van zichzelf te redden. Daarom doemt Poetins Rusland op aan de horizon. Het Rusland van vandaag is niet antiliberaal, het is niet totalitair, niet nationalistisch en niet communistisch, en evenmin is het té liberaal, volledig liberaal-democratisch, voldoende kosmopolitisch of zo erg anticommunistisch. Het is eerder op weg om liberaal te worden, stap voor stap, in het proces van een Gramsciaanse aanpassing aan de globale hegemonie and de daaruit volgende transformatie die dit met zich meebrengt (“transformismo” in de woorden van Gramsci).

In de globale agenda van het liberalisme, vertegenwoordigd door de Verenigde Staten en de NAVO, is er echter nood aan een andere actor, aan een ander Rusland dat de orde van het liberale kamp zou rechtvaardigen en zou helpen het Westen te mobiliseren op het moment dat het uit elkaar dreigt te vallen als gevolg van interne strubbelingen. Dit zal de uitbarsting van het interne nihilisme van het liberalisme uitstellen en het dus redden van zijn onvermijdelijke einde. Daarom heeft men dringend nood aan iemand als Poetin, aan Rusland, en aan een oorlog. Dit is de enige manier om in het Westen chaos te vermijden en te redden wat er rest van zijn globale en lokale orde. In dit ideologische spel vormt Rusland de rechtvaardiging voor het bestaan van het liberalisme, want dat is de vijand die betekenis geeft aan de strijd voor een open samenleving, die moet helpen deze te consolideren en blijvend te affirmeren op wereldvlak. De radicale islam, verzinnebeeld door al-Qaeda, was ook kandidaat voor deze rol, maar het ontbreekt deze stroming aan voldoende gewicht om tot een echte vijand uit te groeien. Er werd gebruik van gemaakt, maar dan enkel op lokale schaal. Het werd aangegrepen als rechtvaardiging van de interventie in Afghanistan, de bezetting van Irak, het omverwerpen van Khaddafi, en het begon een burgeroorlog in Syrië, maar het was te zwak en ideologisch primitief om de ware bedreiging te vormen die de liberalen zo nodig hebben.

Rusland, de traditionele geopolitieke tegenstander van de Angelsaksen, is een vijand waarmee veelmeer rekening moet gehouden worden. Het is erg geschikt voor de rol die nodig is – de herinnering aan de Koude Oorlog ligt nog vers in het geheugen van menigeen. Ruslandhaat is iets wat makkelijk te aan te wakkeren valt met relatief simpele middelen. Daarom denk ik dat oorlog met Rusland tot de mogelijkheden behoort. Het is ideologisch noodzakelijk als laatste mogelijkheid om de finale implosie van het liberale Westen uit te stellen. Het is “de stap terug” die nodig is.

De liberale orde redden

Met het oog op de verschillende lagen van dit concept van een mogelijke oorlog met Rusland, wil ik enkele punten aanreiken:

1. Een oorlog met Rusland zal helpen de komende wanorde op wereldschaal uit te stellen. De meerderheid van landen die betrokken zijn bij de liberale economieën die de axioma’s en instellingen van de liberale democratie delen, en die ofwel afhankelijk zijn van, ofwel direct gecontroleerd worden door de Verenigde Staten en de NAVO, zullen eens te meer gemeenschappelijk front vormen achter de zaak van het liberale Westen in zijn kruistocht tegen de antiliberale Poetin. Dit zal gebruikt worden om het liberalisme opnieuw te bevestigen als een positieve identiteit op een moment dat deze identiteit aan het desintegreren is als gevolg van het duidelijk worden van zijn nihilistische kern.

2. Een oorlog tegen Rusland zou de NAVO en bovenal haar Europese lidstaten versterken, die eens te meer verplicht zullen zijn om de Amerikaanse hypermacht als iets positiefs en nuttigs te beschouwen, en de oude Koude-Oorlogmentaliteit zal niet langer als achterhaald worden beschouwd. Uit vrees voor de komst van de “boze Russen” zullen de Europeanen zich opnieuw loyaal opstellen tegenover de Verenigde Staten als hun beschermer en redder. Als gevolg daarvan zal de leidende rol van de VS in de NAVO opnieuw worden bevestigd.

3. De EU valt uit elkaar. De vermeende “gemeenschappelijke dreiging” door de Russen kan een eventuele desintegratie verhinderen, en zou deze samenlevingen mobiliseren en hun volkeren eens te meer aanvuren om hun vrijheden en waarden te beschermen tegen de bedreiging van Poetins “imperiale ambities”.

4. De Oekraïense junta in Kiëv heeft deze oorlog nodig om alle misdaden die ze tijdens de Maidanprotesten op wettelijk en constitutioneel vlak begaan heeft te rechtvaardigen en verbergen, om zodoende de democratie op te schorten, die hun bewind in de zuidoostelijke, meestal pro-Russische districten zou kunnen hinderen en waardoor ze hun gezag en hun nationalistische orde kunnen vestigen met buitenparlementaire middelen.

Het enige land dat nu geen oorlog wil, is Rusland. Maar Poetin kan de radicaal anti-Russische regering in Oekraïne niet laten begaan en een land laten domineren met een bevolking die half-Russisch is en vele pro-Russische regio’s telt. Indien hij dit over zich laat gaan, is zijn rol op internationaal en binnenlands vlak uitgespeeld. Dus aanvaardt hij de oorlog, zij het met tegenzin. En eenmaal op dit pad heeft Rusland geen andere optie dan de oorlog te winnen.

Ik speculeer niet graag over de strategische aspecten van deze komende oorlog. Dat laat ik over aan andere, beter gekwalificeerde analisten. In plaats daarvan zou ik enkele bedenkingen willen formuleren bij de ideologische dimensie van deze oorlog.

Het “framen” van Poetin

De betekenis van deze oorlog is in essentie de laatste poging van het globalistisch liberalisme om zichzelf te redden van de implosie. Daarom moeten liberalen het Rusland van Poetin ideologisch omschrijven – en het klaarblijkelijk identificeren met de vijand van de open samenleving. Maar in het woordenboek van  de moderne ideologieën staan slechts drie lemma’s: liberalisme, communisme en fascisme. Het staat als een paal boven water dat het liberalisme wordt vertegenwoordigd door alle naties die bij dit conflict betrokken zijn, met uitzondering van Rusland (de Verenigde Staten, de NAVO-lidstaten en de Euromaidan/Kiëv-junta). Dan blijven enkel het communisme en het fascisme over. Daarom maakt men van Poetin een “neo-Sovjet-revanchist” en een “terugkeer van de KGB”. Dit beeld wordt voor waar verkocht aan het meest idiote deel van de Westerse publieke opinie. Maar sommige aspecten van de patriottische reactie van de pro-Russische en anti-Bandera-bevolking (zoals de verdediging van Leninmonumenten, portretten van Stalin en herdenkingen van de Sovjetsoldaten tijdens de Tweede Wereldoorlog) zouden dit beeld kunnen bevestigen in de ogen van dit publiek. Nazisme en fascisme zijn té ver verwijderd van Poetin en van de realiteit van het hedendaagse Rusland, maar Russisch nationalisme en Russisch imperialisme zullen worden ingeroepen bij de huidige beeldvorming van het Grote Kwaad. Daarom wordt Poetin afgeschilderd als een “radicaal nationalist”, een “fascist” en een “imperialist”. Dit zal werken bij heel wat Westerlingen. In deze logica kan Poetin tegelijkertijd zowel “communist” als “fascist” zijn, dus zal hij worden afgeschilderd als ”nationaal-bolsjewiek” (al is dit misschien iets te moeilijk voor het postmoderne westerse publiek). Het spreekt vanzelf dat Poetin in de feiten geen van beide is – hij is communist noch fascist, en evenmin beide tegelijk. Hij is een politiek pragmaticus als het gaat over internationale betrekkingen – daarom bewondert hij Kissinger en is die bewondering wederzijds. Hij heeft zelf geen enkel ideologisch profiel. Maar hij zal gedwongen worden het ideologische kader te omhelzen dat hem wordt opgedrongen. Het is niet zijn keuze. Maar dat zijn de regels van het spel. Tijdens deze oorlog tegen Rusland zal Poetin op die manier worden geframed, en laat dat nu net het interessantste en belangrijkste aspect van deze situatie zijn.

De hoofdthese die liberalen naar voren zullen trachten te schuiven om Poetin ideologisch te kaderen is dat hij een schaduw van het verleden is, als een vampier: “Soms komen ze terug.” Dat is de grondgedachte achter deze poging om de finale implosie van het liberalisme te verhinderen. De eerste boodschap is dat het liberalisme nog steeds “alive and kicking” is, want er bestaat iets in deze wereld waar we allemaal van bevrijd moeten worden. Rusland zal het object vormen waarvan men bevrijd moet worden. De bedoeling is om eerst Oekraïne te bevrijden, en, bij uitbreiding, Europa en de rest van de mensheid, die ongetwijfeld zullen worden voorgesteld alsof ze bedreigd worden door Rusland, en uiteindelijk zal men van Rusland zelf zeggen dat het bevrijd moet worden van zijn eigen niet-liberale identiteit. Nu hebben we dus een vijand. Deze vijand biedt het liberalisme eens te meer zijn raison d’être. Dus maakt men van Rusland de uitdager uit het pre-liberale verleden die in het liberale heden opduikt. Zonder een dergelijke uitdaging is het liberalisme levenloos, is er geen orde meer in de wereld, en alles wat ermee geassocieerd wordt zal uiteenrafelen en imploderen. Deze uitdaging geeft de vallende reus van het globalisme nieuwe kracht. Rusland is er om de liberalen te redden.

Opdat dit zou gebeuren wordt Rusland ideologisch geframed als iets pre-liberaals. Het moet ofwel communistisch, ofwel fascistisch, ofwel misschien nationaal-bolsjewistisch zijn. Dat is de ideologische regel. Daarom ligt er in de strijd tegen Rusland, of in het in overweging nemen dat te doen, of in het niet te bevechten, een dieperliggende taak vervat – Rusland ideologisch framen. Dit zal zowel van binnen- als van buitenuit gebeuren. Men zal trachten Rusland het communisme of het extreme nationalisme te doen omhelzen, of anders zal men Rusland behandelen alsof het dit alles was. Het gaat hier om een framingspel.

Het postliberale Rusland: de eerste oorlog van de Vierde Politieke Theorie

Om af te ronden wil ik het volgende voorstellen:

We moeten bewust elke provocatie tegengaan die Rusland wil voorstellen als een pre-liberale macht. We mogen niet toestaan dat de liberalen zichzelf redden van hun snel dichterbijkomende ondergang. In plaats van hen te helpen hun einde uit te stellen, moeten we het versnellen. Om dit te bewerkstelligen moeten we Rusland niet voorstellen als een pre-liberale entiteit, maar als een post-liberale revolutionaire kracht die vecht voor een andere toekomst voor alle volkeren van de planeet. De Russische oorlog zal niet enkel voor de Russische nationale belangen gevoerd worden, maar ook voor een rechtvaardige multipolaire wereld, voor echte waardigheid en voor echte, positieve vrijheid – niet voor (nihilistische) vrijheid van, maar voor (creatieve) vrijheid om. In deze oorlog zal Rusland een voorbeeld stellen als verdediger van de Traditie, van conservatieve organische waarden, en zal het de echte bevrijding van de open samenleving en haar begunstigden – de globale financiële oligarchie -  voorstaan. Deze oorlog wordt niet gevoerd tegen de Oekraïners of zelfs niet tegen een bepaald deel van de Oekraïense bevolking. Evenmin is hij gericht tegen Europa. Hij is gericht tegen de liberale wereld(wan)orde. Wij gaan het liberalisme niet redden volgens hun eigen plan. Wij gaan het voor eens en altijd afmaken. De moderniteit is altijd al fundamenteel verkeerd geweest, en we staan nu aan het eindpunt van de moderniteit. Voor hen die de moderniteit met hun eigen lot verbonden hebben, of wie dat onbewust heeft laten gebeuren, zal dit het einde betekenen. Maar voor hen die aan de zijde van de eeuwige waarheid en de Traditie staan, aan de zijde van de religie, en aan de zijde van de spirituele en onsterfelijke menselijke essentie, zal het een nieuw begin zijn, een absoluut begin.

Het belangrijkste gevecht op dit moment is de strijd voor de Vierde Politieke Theorie. Dat is ons wapen waarmee we gaan verhinderen dat de liberalen hun doel zouden realiseren door op hun manier Poetin en Rusland te framen, en daardoor zullen we Rusland opnieuw op de kaart zetten als de eerste postliberale ideologische macht die strijdt tegen het nihilistisch liberalisme voor een open, multipolaire en werkelijk vrije toekomst.